Hoe schadelijk is Brussel voor de gezondheid?
De kaarten laten zien dat sommige buurten driedubbel worden ‘gestraft’: lage inkomens, een slechte gezondheid, een vervuild leefmilieu.
De analyses bevestigen dat die drie ongelijkheden in stand worden gehouden (huisvesting, gezondheid, leefmilieu).
De experts voegen toe dat je verder moet kijken dan de ruwe data om de omvang van het Brusselse probleem te begrijpen.
De enquête ‘Ziek Brussel’ ontleedt de gezondheidstoestand van de inwoners van Brussel – hoofdstad van België, Vlaanderen en Europa.
Eerst en vooral een vraag: waar woon je?
Sirenes van ambulances. Files. Grote privé-eigendommen.
In Brussel zijn er signalen waar je niet naast kunt kijken.
Andere signalen zie je niet meteen.
Luchtvervuiling. Wachtrijen in het ziekenhuis. Vastgoedprijzen die de pan uit rijzen.
In 2019 vroeg het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad zich af:
Zijn we allemaal gelijk als het gaat om gezondheid in Brussel?
Het antwoord is nee.
Ten eerste omdat we in het leven in het algemeen niet allemaal gelijk zijn.
Je raadt het al: Brussel is een metropool die verdeeld wordt door sociale ongelijkheden. Van Fort Jaco (een welgestelde wijk in de gemeente Ukkel) tot Kuregem (een precaire wijk in Anderlecht) leven mensen niet hetzelfde dagelijkse bestaan.
De socio-economische situatie van een bevolking is het eerste wat je onder de loep moet nemen om de gezondheidsongelijkheden te begrijpen.
Hoe precair is jouw buurt, denk je?
Zo ziet de verdeling van de Brusselse wijken eruit op de schaal van precariteit:
We hebben het over ‘wijken’, maar officieel zijn het statistische sectoren (de kleinste administratieve eenheid om een grondgebied te bestuderen).
In deze grafiek komt elke bubbel overeen met één van de 724 statistische sectoren van Brussel.
De grootte van de bubbel is evenredig met het aantal inwoners van de ‘wijk’.
De wijken zijn gerangschikt van meest bevoorrecht (links) tot meest precair (rechts).
Om de precariteit in Brussel weer te geven, kozen we voor het V.T.-percentage (BIM in het Frans).
Mensen met een V.T.-statuut (Verhoogde Tegemoetkoming) hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming. Ze krijgen van hun ziekenfonds een hogere tussenkomst voor hun gezondheidszorg omdat ze een laag inkomenhebben (minder dan € 20.300 bruto per jaar) of vanwege hun persoonlijke situatie (handicap, eenoudergezin, NBMV …).
Je zult deze indicator in het hele artikel tegenkomen.
Met het V.T.-percentage kunnen we de precariteit op kleine schaal analyseren omdat het cijfer per wijk beschikbaar is (% per statistische sector), aldus het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA). Het is ook de ideale indicator om het verband te leggen tussen precariteit en gezondheid, aangezien de verhoogde tegemoetkoming in theorie de toegang tot gezondheidszorg voor precaire mensen moet vergemakkelijken.
In Brussel hebben 360.000 mensen toegang tot een verhoogde tegemoetkoming. Met andere woorden: één op de drie mensen heeft een V.T.-statuut (32,4% van de bevolking).
Het percentage aan V.T. – en dus ook aan precariteit – verschilt echter van gemeente tot gemeente.
We bekijken de twee uitersten in Brussel.
Saint-Josse is de kleinste, meest dichtbevolkte en een van de meest precaire gemeenten van het Brussels Gewest. Het gemeentelijke V.T.-percentage bedraagt er 45,9%.
Woluwe-Saint-Pierre is de meest welgestelde (weinig risico op precariteit) en de ruimst gebouwde gemeente van het Gewest (weinig inwoners en veel ruimte). Het V.T.-percentage bedraagt er 12,6%.
22,5% van de Brusselse bevolking woont in het noordwestelijke kwadrant van Brussel, in een gebied dat de «arme sikkel» wordt genoemd. Deze dichtbevolkte, dichtbebouwde en precairezone omvat bijna alle Brusselse wijken die hoger dan 40% scoren op V.T.. De arme sikkel is goed voor 9,3% van het grondgebied.
Brussel-Hoofdstad kent dus een grote kloof tussen zeer bevoorrechte en zeer precaire wijken, die op amper enkele kilometers van elkaar liggen.
Tot zover het algemene beeld. Die grote verschillen zijn duidelijk zichtbaar op alle kaarten die we je gaan voorleggen: inkomen, leeftijd, huisvesting, herkomst, vervuiling …
Deze ongelijkheden hebben directe gevolgen voor de gezondheid. Met dit onderzoek willen we begrijpen hoe, waarom en in welke mate Brussel schadelijk is voor zijn bevolking.
Allemaal vragen die je vanaf je geboorte zullen volgen. Ze hebben invloed op je levensomstandigheden, net zoals je salaris.
Het Brusselse Observatorium voor Gezondheid en Welzijn legde er in 2019 nog de nadruk op:
“De socio-economische ongelijkheden in levensomstandigheden en gezondheidstoestand accumuleren zich tijdens het verdere leven. Personen met een moeilijkere socio-economische positie accumuleren zo veel kwetsbaarheden terwijl ze net minder middelen hebben om zich hiertegen te beschermen of de nadelige gevolgen te beperken.”
Dit eerste hoofdstuk van «Ziek Brussel» geeft antwoord op drie grote vragen:
Als we het V.T.-percentage per statistische sector in kaart brengen, is dit het resultaat.
(Even opfrissen: mensen met een V.T.-statuut krijgen sociale bijstand en een verhoogde tegemoetkoming om hun gezondheidszorg te financieren. Het V.T.-percentage is de ideale indicator om de precariteit in Brussel weer te geven.)
Je ziet meteen dat het noordwesten van Brussel precair en dichtbevolkt is (het zijn grote bubbels). Omgekeerd is het zuidoosten van Brussel bevoorrecht en minder bevolkt (de bubbels zijn er klein).
*** Pour connaître le nom d’un quartier, son nombre d’habitant·es et son taux de BIM, dépose ton curseur sur la bulle de ton choix.
Deze gegevens dateren van 2018, maar het zijn de meest recente met deze mate van nauwkeurigheid.
Om een totaalbeeld te krijgen van de precariteit in Brussel, kunnen we elke «wijk» indelen van minst precaire tot meest kwetsbare.
Uiterst links is de wijk Fazantenpark (Sint-Pieters-Woluwe) de minst precaire van Brussel, met een V.T.-cijfer van 3,1%.
Helemaal rechts is de wijk Sippelberg (Molenbeek) de meest kwetsbare van het Gewest, met een V.T.-cijfer van 85,6%.
De meest bevolkte wijken (> 7000 inwoners) behoren tot de meest precaire (V.T.-percentage tussen 40 en 50%).
Plaats je cursor weer op een bubbel om het V.T.-cijfer van deze wijk te zien.
De verschillen worden nog groter als we bepaalde indicatoren toevoegen.
We ontdekken dan dat de wijken in het centrum en het noordwesten van Brussel jonger, diverser, armer, krapper en dus kwetsbaarder zijn dan de welgestelde wijken.
Als we de leeftijd toevoegen, zien we dat de inwoners van welgestelde wijken gemiddeld zes jaar ouder zijn dan de inwoners van wijken met een risico op precariteit (hoog V.T.-percentage).
In 2020 bedroeg de gemiddelde leeftijd in Molenbeek en Sint-Joost 35 jaar, tegenover iets meer dan 42 jaar in Watermaal-Bosvoorde.(Bron: welzijnsbarometer, 2020)
Gemiddeld heeft 24% van de bevolking in de meest precaire wijken een buitenlandse nationaliteit (buiten EU-15). Dat is 10% meer dan in de welgestelde wijken.
Op gewestelijke schaal had in 2020 35% van de Brusselse bevolking de niet-Belgische nationaliteit, tegenover 9% in Vlaanderen en 10% in Wallonië. (Bron: welzijnsbarometer, 2020)
In de welgestelde wijken beschikt elke inwoner gemiddeld over 43 m² woonruimte. Dat is 17m² meer dan de bewoners van de wijken met een hoog V.T.-percentage.
Deze gegevens dateren van 2001. De gebouwen in Brussel zijn in twintig jaar tijd echter niet veel veranderd. De cijfers blijven dan ook relevant.
De loonkloof (in termen van totaal netto belastbaar inkomen) is bijzonder opvallend tussen de verschillende Brusselse wijken. Gemiddeld zit er een verschil van 800€/maand tussen de realiteit in welgestelde wijken en die in kwetsbare wijken.
In België wordt de armoederisicodrempel geschat op € 1230/maand voor een alleenstaande, € 1969/maand voor een alleenstaande ouder met twee kinderen en € 2584/maand voor een koppel met twee kinderen.
Met een mediaan maandinkomen van € 1147,8/maand is de wijk Justitiepaleis - Sint-Pietersziekenhuis (Brussel-Stad) de armste wijk van Brussel. Ze ligt duidelijk onder de armoederisicodrempel.
Als we de 724 statistische sectoren per gemeente groeperen, worden de inkomensverschillen opvallend duidelijk.
Door met uw cursor over een bubbel te bewegen, ziet u alle buurten die deel uitmaken van elke gemeente verschijnen. U zult zich realiseren dat welvarende gemeenten precaire wijken hebben en omgekeerd dat precaire gemeenten welvarende wijken hebben.
Dat valt te verklaren doordat er in elke gemeente sociale woningen, kantoren, appartementsgebouwen, villa’s, stations, parken, scholen enz. zijn die de typologie van een wijk, het inwonersprofiel en dus ook het V.T.-percentage in een bepaalde richting sturen.
Op deze manier voorgesteld, vormen de 19 gemeenten vier afzonderlijke categorieën.
De eerste groep (linksboven) wordt gekenmerkt door hoge inkomens en een laag V.T.-percentage ({'<'}20%).
De tweede groep (rechtsonder) is de tegenovergestelde situatie: de inkomens zijn laag en het precariteitscijfer is hoog (V.T.-percentage van 45%).
De twee tussengroepen lijken wat meer op elkaar: een gemiddeld inkomen en een gemiddelde precariteit. Deze 12 gemeenten liggen aan weerszijden langs het kanaal, maar de meest precaire groep van de twee (Koekelberg, Schaarbeek, Anderlecht, Brussel, Sint-Gillis) valt meer samen met de «arme sikkel».
Sinds 1990 zien we het Brussels Gewest jonger, armer en diverser worden.
Een stad verandert in de eerste plaats wanneer haar inwoners verhuizen (of gedwongen worden te verhuizen). Mensen vervangen anderen, dat is het principe van individuele mobiliteit.
Wanneer welgestelde mensen de armere bevolkingsgroepen vervangen, spreken we van gentrificatie. Omgekeerd, wanneer minder rijke (en over het algemeen jongere) profielen de oudere en meer welgestelde mensen (die verhuizen of overlijden) vervangen, gebruiken we geen specifieke term, aangezien dat de norm is.
n Brussel hebben sommige gemeenten een erg mobiele en vrij jonge bevolking (zoals in Sint-Joost). Andere gemeenten hebben een veel stabielere en oudere bevolking (zoals Watermaal-Bosvoorde). (Bron: welzijnsbarometer, 2020)
HOE IS BRUSSEL GEËVOLUEERD SINDS 1990?
Sinds 1990 blijft de arme sikkel onveranderlijk in het centrum van Brussel liggen. De bevolking verandert, mensen komen er wonen en verhuizen weer, maar de arme sikkel op zich wordt niet kleiner. Integendeel, het gebied lijkt zich zelfs nog uit te breiden naar het westen van Brussel, als we afgaan op het inkomen van de inwoners.
IS DE ARME SIKKEL ONVERMIJDELIJK?
De arme sikkel bestaat dus uit wijken die kampen met meerdere problemen: huisvestingsproblemen, bevolkingsdichtheid, werkonzekerheid … Al die moeilijkheden – die zich opstapelen en in stand worden gehouden – maken deze wijken bijzonder kwetsbaar.
Sociologen en antropologen hanteren liever het concept kwetsbaarheid in plaats van precariteit.
Het is meer omvattend, gevoeliger, socialer en minder economisch dan het begrip armoede (dat uitsluitend gebaseerd is op inkomen) … Kwetsbaarheid maakt de omvang van de sociale ongelijkheden beter begrijpelijk, want het duidt alle mensen aan van wie het (vaak al precaire) evenwicht wordt verbroken door de minste onvoorziene gebeurtenis.
“Elke burger heeft een kader nodig om waardig te leven, wetten die beschermen, een omgeving van vrede, werkstabiliteit, geluk, gezondheidsdiensten … Crisissen, zoals de stijging van de energieprijzen of de komst van individuen op de woningmarkt, maken iedereen kwetsbaarder. Daardoor ontstaan breuken, waardoor mensen minder goed leven, zekerheid verliezen en minder gezond zijn.” — Martin Wagener (CREBIS)
Iedereen is kwetsbaar, maar sommige mensen meer dan anderen. Mensen zonder wettig verblijf, migranten, sans-papiers, mensen die niet in het Rijksregister staan enz. zijn bijzonder kwetsbaar, maar ook onzichtbaar gemaakt. Nochtans krijgen ze met sociale ongelijkheden te maken. Ze zijn wel aanwezig in de openbare ruimte van Brussel, maar blijven uitgesloten van de politieke ruimte, net als van de productie van cijfers en indicatoren die het openbare en sociale beleid sturen.
6,5% van de Brusselse bevolking (hoewel ingeschreven in het Rijksregister) heeft geen verplichte ziekteverzekering in België, tegenover 2,4% voor het hele land.
Zonder verzekeringsinstelling, geen V.T.-statuut. Dat is de grote paradox in de sociale beschermingsmechanismen zoals de verhoogde tegemoetkoming: ze helpen de meest bevoorrechte mensen onder de precaire individuen.
Om bepaalde kwetsbaarheden vast te stellen, beschikken we echter over gegevens over inkomen (loon), geslacht (vrouw of man) en herkomst (nationaliteit van de ouders).
We hebben die drie indicatoren gekruist om te onderzoeken welke socio-economische verschillen de Brusselaars scheiden:
Deze tabel gaat over de werknemers die in Brussel gedomicilieerd zijn, dat zijn ongeveer 300.000 mensen. 31% van hen is van Belgische herkomst. Gelijke beloning lijkt te zijn bereikt als we de situatie van de vrouwelijke werknemers van Belgische herkomst vergelijken met die van de mannelijke werknemers van Belgische herkomst.
Maar de verschillen tussen vrouwen en mannen worden groter zodra de herkomst buitenlands is (EU en niet-EU). We zien het duidelijk: vrouw zijn én van buitenlandse herkomst is een dubbele straf. Zo verdient slechts 17% van de vrouwen van buitenlandse herkomst meer dan € 2800 netto per maand, tegenover 51% van de mannen van Belgische herkomst.
Vrouwen krijgen, net als andere kwetsbare mensen, met nog andere sociale ongelijkheden te maken, boven op de inkomensongelijkheid. Een treffend voorbeeld is de moeilijkheid om toegang te krijgen tot een kwaliteitsvolle woning.
WAAROM ZIJN VROUWEN SLECHTER GEHUISVEST?
Ook over dit thema zijn de publieke gegevens in het algemeen onbestaande. De levenskwaliteit in een woning (hygiëne, indeling van de leefruimten …) valt onder het privéleven. We weten niet wat er zich binnenshuis afspeelt.
We kennen daarentegen wel de evolutie van de vastgoedprijzen. In 25 jaar tijd is de prijs van appartementen explosief gestegen in Brussel. De vastgoedprijzen zijn echter een sterke determinant van sociale schifting (in dit geval de beperking van bepaalde stadsdelen voor de precaire bevolkingsgroepen).
In 1995 had de gemeente Sint-Pieters-Woluwe als enige een mediaanprijs van € 120.000 voor een appartement.
De andere gemeenten, zowel in het oosten als in het westen van Brussel, schommelden rond de € 80.000 per appartement.
Maar 25 jaar later…
De mediaanprijs van appartementen is in sommige gemeenten verdubbeld tot zelfs verdrievoudigd.
Een appartement kost nu gemiddeld € 210.000.
De meest opvallende stijging is in Sint-Joost: de mediaanprijs is er vermenigvuldigd met 3,6.
(De effecten van de inflatie zijn gecompenseerd door de mediaanprijzen per gemeente aan te passen aan de evolutie van de consumptieprijsindex.)
Tegenwoordig is er een overduidelijke kloof tussen het oosten en het westen van Brussel.
Alleen de gemeenten in het westen van het Gewest blijven onder de grens van € 180.000 voor een appartement.
De toegang tot vastgoed wordt voor de meeste Brusselaars steeds ingewikkelder. De woningcrisis verscherpt de ruimtelijke segregatie in Brussel.
Parallel aan de evolutie van het vastgoed stagneert het aantal sociale woningen sinds 2008 (36.000 sociale woningen) en neemt het aantal huishoudens op de wachtlijst explosief toe (+40% in 10 jaar).
De inwoners worden dus gedwongen om het op de private huurwoningmarkt te zoeken
«De woningcrisis, die nog verscherpt is vanaf de jaren 2000, treft in de eerste plaats de meest precaire mensen. Huishoudens moeten een steeds groter deel van hun budget aan huur besteden. Die mensen moeten offers brengen in andere aspecten van het leven, waaronder gezondheid. De huurprijs weegt dus op de levenskwaliteit van de Brusselaars.» — Chloé Salembier (UCLouvain)
Op de private huurmarkt bedraagt de mediane huurprijs voor een eenkamerappartement € 650 in Brussel. Een alleenstaande die het leefloon ontvangt, moet ongeveer 70% van zijn budget aan zijn huur besteden.
Hij houdt dan nog maar 250 à 300 euro voor alle overige uitgaven. Huurlasten, eten, vrije tijd … En medische kosten. Die zijn weliswaar lager dankzij het V.T.-statuut, maar verdwijnen daarom niet helemaal.(Bron: Het probleem van de overmatige schuldenlast in het Brussels Gewest, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2020)
Inmiddels begrijp je wellicht dat de sociale ongelijkheden in stand worden gehouden: ze werken als een vicieuze cirkel. Een laag inkomen maakt kwetsbaarder, beperkt de keuze van woonruimte, leidt de inwoners naar bepaalde wijken … De precariteit is geografisch.
Als sommige wijken van Brussel kwetsbaarder maken … hoe schadelijk is de stad dan voor de gezondheid?
We hebben het over gezondheid, maar wat bedoelen we daarmee?
Het begrip gezondheid is intiem, persoonlijk, subjectief en … ontzettend breed.
«LGezondheid is een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en bestaat niet alleen uit de afwezigheid van ziekte of gebrek.» — Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), 1946
We zagen in het vorige hoofdstuk dat Brussel wordt gekenmerkt door grote socio-economische verschillen. Maar inkomen, huisvesting, werkgelegenheid enz. hebben een directe impact op je gezondheidstoestand.
Gezondheid ervaar je niet op dezelfde manier als je in Jette (in het noordwesten van Brussel) of in Oudergem (in het zuidoosten) woont.
“Er is een duidelijk verband tussen de socio-economische situatie van een persoon en zijn gezondheid. Mensen met een lager socio-economisch profiel hebben gemiddeld genomen een zwakkere gezondheid dan mensen met een hoger socio-economisch profiel.” — Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), evaluatie van de billijkheid van het Belgische gezondheidssysteem, 2020
Dit tweede hoofdstuk van «Ziek Brussel» geeft antwoord op de volgende vragen:
In België, en a fortiori in Brussel, is het onmogelijk om de volledige gezondheidstoestand van een bevolking op zeer kleine schaal te kennen. Dat komt met name door het feit dat de ziekenfondsen geen informatie hebben over de medische diagnoses van hun leden.
We moeten dus terugvallen op andere indicatoren.
Om de gezondheidstoestand van elke Brusselse «wijk» (elke statistische sector) te analyseren, zijn de enige «verfijnde» gegevens waarover we beschikken afkomstig uit de facturatiegegevens van de ziekenfondsen. Die gegevens werpen licht op bepaalde gezondheidsgedragingen, zoals het gebruik van preventieve geneeskunde.
Dit ontdekken we over de wijken van Brussel:
De screenings voor baarmoederhalskanker gebeuren vaker in de tweede kroon van Brussel (+10% vergeleken met het gemiddelde voor het Gewest) dan in de eerste kroon, waar ook de arme sikkel gelegen is (aangeduid met zwarte lijn).
Dezelfde vaststelling doen we voor preventieve tandzorg. Preventieve tandzorg komt vaker voor in de wijken verder van het stadscentrum, en vooral in de zuidoostelijke wijken van Brussel, dan in de wijken in het centrum en in de arme sikkel (10 tot 20% onder het gewestelijke gemiddelde).
De scheidslijn is nog duidelijker voor de prevalentie van diabetes. Het zuidoostelijke kwadrant van Brussel telt weinig mensen met diabetes in vergelijking met het gewestelijke gemiddelde (-30%), terwijl de arme sikkel, net als enkele andere Brusselse wijken, relatief meer diabetesgevallen telt (+30% vergeleken met het Brusselse gemiddelde).
Als we de kaarten interpreteren, merken we dat de geografische scheidslijnen bijna identiek zijn aan die in het vorige hoofdstuk over precariteit in Brussel en het V.T.-percentage per wijk.
Samengevat hebben de precaire wijken van de arme sikkel en het noordwestelijke kwadrant minder toegang tot preventieve geneeskunde.
In 2019 publiceerde het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad een reeks kaarten die aansluit bij deze drie. Allemaal leiden ze tot de volgende conclusies:
Wie heeft een slechte gezondheid in Brussel?
We weten ook dat de gezondheidstoestand verslechtert wanneer de discriminaties zich opstapelen.
Brussel is een multiculturele hoofdstad waar bijvoorbeeld veel mensen van kleur wonen. De rassendiscriminatie waar die mensen mee te maken krijgen, speelt zeker een rol in hun gezondheidstoestand, aldus Unia (het Interfederaal Gelijkekansencentrum). Volgens Unia is racisme een volksgezondheidscrisis in Brussel.
Veroorzaakt racisme een volksgezondheidscrisis in Brussel?
We zagen al dat de precariteit ongelijk verdeeld is over het grondgebied. De gezondheidsproblemen zijn ook geografisch. Maar de zorgplaatsen zijn dan weer wel redelijk goed verdeeld in Brussel … Het zijn er alleen niet genoeg.
In heel Brussel is er een tekort aan zorgplaatsen. Overal staan we in de rij voor een behandeling.
Brussel telt 1.567 huisartsen die nog actief zijn, dat is 1 huisarts voor 778 inwoners. De huisartsen concentreren zich meer in de eerste kroon, wat logisch is gezien de bevolkingsdichtheid.
Het aantal huisartsen is onvoldoende voor sommige wijken, die daardoor met een potentieel tekort aan artsen kampen. De wijken met een tekort liggen zowel in het oosten als in het westen van Brussel, en zowel in het noorden als in het zuiden.
Brussel telt ongeveer 51 wijkgezondheidscentra (we zien er misschien een paar over het hoofd).
12,6% van de bevolking is ingeschreven in een Maison médicale, tegenover 1,6% in Vlaanderen en 3,9% in Wallonië. Dat die wijkgezondheidscentra in Brussel zoveel gewicht in de schaal leggen, komt vooral doordat er in de hoofdstad veel meer zijn dan in de andere grote steden van het land.
Van de 29 ziekenhuiscomplexen op het Brusselse grondgebied zijn er 18 sites met een spoeddienst. Het aanbod van ziekenhuizen en spoeddiensten (naar bevolkingsdichtheid) is in Brussel hoger dan in Vlaanderen of Wallonië.
Die 29 ziekenhuizen zijn vrij goed verdeeld over het grondgebied. Dat bevestigt dat de barrières voor toegang tot gezondheidszorg niet direct voortvloeien uit het zorgaanbod zelf. In Brussel krijgt iedereen te maken met de verzadiging van de zorgplaatsen.
De oorzaken van de ongelijkheden in de toegang tot zorg liggen dus elders.
De barrières om te worden behandeld of geaccepteerd voor een medische consultatie zijn eerder van sociale of culturele aard:
Maar ze zijn vooral financieel:
Met een verplichte verzekering is de toegang tot zorg via de huisarts relatief eenvoudig, legt Sarah Missinne uit. Maar medicijnen op voorschrift of een bril kopen, kan echter al snel ingewikkeld worden.
«Er is ook nog veel werk aan de winkel wat betreft de financiële toegankelijkheid van gespecialiseerde zorg en tandzorg. In Brussel zijn er minder geconventioneerde zorgverleners, Dat betekent dus meer supplementen voor de patiënten, wat financieel een zware dobber is.»—Sarah Missine, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad.
(Een geconventioneerde arts houdt zich aan de tarieven die zijn vastgelegd in de overeenkomst getekend met de ziekenfondsen. Een niet-geconventioneerde arts bepaalt zelf zijn tarieven.)
Door de vele barrières om toegang te krijgen tot gezondheidszorg, heeft een deel van de Brusselse bevolking de neiging om zorg uit te stellen (of er zelfs helemaal van af te zien):
Les Bruxellois·es ont tendance à reporter les soins (voire carrément à y renoncer):
Brusselaars wenden zich ook sneller tot de spoeddienst van een ziekenhuis dan de Vlaamse of Waalse bevolking. Dat kan om socioculturele, geografische of financiële redenen zijn.
Het gebruik van de spoeddienst verschilt van gemeente tot gemeente. Alweer een verband tussen precariteit en gezondheid. Altijd weer dezelfde vicieuze cirkels.
Je gaat langs op de spoeddienst zonder dat je wordt gehospitaliseerd. Je gaat dus zonder afspraak naar het ziekenhuis voor een spoedverzorging en je blijft er niet slapen.
Anderlecht, Sint-Joost, Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis, Jette en Vorst staan bovenaan in de grafiek. Dat wil zeggen dat hun inwoners vaker naar de spoeddienst gaan dan de bevolking van de andere Brusselse gemeenten.
De meest precaire gemeenten van het Gewest (hoog V.T.-percentage, horizontale as) zijn de gemeenten met het hoogste aantal ambulante spoedgevallen per 100 inwoners (verticale as).
De meeste van die gemeenten hebben een ziekenhuis op hun grondgebied. Dat er een spoeddienst in de buurt is, verklaart ook het frequentere gebruik van ambulante zorg op de spoeddienst.
In acht jaar tijd is het aantal ambulante spoedgevallen in het Brussels Gewest met 13,9% gestegen.
Die stijging is geen typisch Brussels fenomeen. «We merken zowel nationaal als internationaal een toename van de activiteit op de spoeddiensten van ziekenhuizen», benadrukt het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.
In Brussel heeft de toename van het aantal ambulante spoedgevallen vooral betrekking op kinderen (jonger dan 15 jaar) en ouderen (65 jaar en ouder). (Bron : Het gebruik van de spoeddienst door de Brusselaars, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2019)
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) bevestigt in zijn evaluatie van de billijkheid van het Belgische gezondheidssysteem (gepubliceerd in 2020) dat in het algemeen de bevolkingsgroepen met een laag inkomen en laag opleidingsniveau meer gebruikmaken van de spoeddienst dan bevoorrechte groepen.
Die manier van werken heeft echter financiële gevolgen. De zorg die wordt verleend op de spoeddienst kan, net als gespecialiseerde zorg, duurder zijn voor de patiënt.
In het algemeen maken gezondheidskosten een toch al moeilijke financiële situatie nog erger. Gezondheidsschulden zijn duidelijk onderdeel van het probleem van overmatige schuldenlast in Brussel – een bijzonder omvangrijk fenomeen in de stadsdelen met een hoog precariteitscijfer.
22% van de «levensschulden» zijn gezondheidsschulden, blijkt uit een studie rond overmatige schuldenlast die in 2019 werd gepubliceerd door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn. Overmatige schuldenlast is een gevolg en een verzwarende factor van precariteit. Alweer een vicieuze cirkel.
«Armoede maakt ziek, en ziekte maakt arm», luidt de samenvatting van het KCE, dat ook spreekt van «onbillijkheid in gezondheid». De term onbillijkheid («inequity») is nog sterker dan de term ongelijkheid, want ze verwijst naar ongelijkheden die als onrechtvaardig worden beschouwd.
Als armoede ziek maakt, hoe zit het dan met vervuiling?
Na de sociale ongelijkheden, de onbillijkheid in gezondheid … Welke Brusselse wijken lijden het meest onder milieuongelijkheden?
De sociale ongelijkheden zitten in ons lichaam gebeiteld. Precariteit beïnvloedt en conditioneert onze gezondheidstoestand.
Elke dag, tijdens je verplaatsingen in Brussel, verbetert of verslechtert je gezondheid ook afhankelijk van de kwaliteit van het leefmilieu in de straten die je neemt.
Luchtverontreiniging of geluidsvervuiling ervaar je niet op dezelfde manier als je in Evere woont (noordoosten van Brussel) of aan het begin van de Antoine Dansaertstraat (in het centrum). Al helemaal niet op het spitsuur.
In dit derde en laatste hoofdstuk van «Ziek Brussel» vragen we ons af:
In tegenstelling tot gezondheidsgegevens is er geen gebrek aan gegevens over de kwaliteit van het Brusselse leefmilieu. Dankzij satellietbeelden en fijnstofsensoren krijgen we een volledig, recent en nauwkeurig beeld van de toestand van vervuiling in Brussel.
Brussel staat bekend als een groene stad. Satellietbeelden bevestigen de aanwezigheid van vegetatie op ongeveer 50% van het grondgebied, maar de groene ruimten zijn ongelijk verdeeld tussen de gemeenten.
Privétuinen zijn goed voor 30% van de groene ruimten. Er zijn nagenoeg geen privétuinen in het centrum van de stad, dat zwaar ‘versteend’ is (beton, kasseien, asfalt, daken …).
«Er is een duidelijk verband tussen de oppervlakte van de tuin en de afstand tot het stadscentrum», benadrukt een recent rapport van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA, 2021).
Door de satellietbeelden per wijk samen te voegen, zien we meteen welke zones met een gebrek aan groene ruimten kampen.
In de wijken van de eerste kroon en het noordwesten is er te weinig groen ({'<'}20%).
Zoals je eerder al las, zijn dat de zones van het Gewest met een zeer hoog percentage mensen met een verhoogde tegemoetkoming voor de terugbetaling van gezondheidszorg (V.T.) en woningen met een kleine oppervlakte (gemiddeld 26 m² per persoon).
Dit cartogram legt de nadruk op het aantal inwoners per wijk in plaats van op de werkelijke oppervlakte van elke wijk. Deze kaart komt getrouwer overeen met wat de bevolking ervaart.
Ineens snappen we beter wie er echt in de buurt van groene ruimten woont. Namelijk: maar weinig mensen.
Als we dan ook nog eens de luchtvervuiling door fijnstof toevoegen …
Opnieuw zien we grote verschillen tussen de Brusselse wijken.
Het centrum incasseert een dubbele milieustraf: fijnstof en weinig groen.
Het nordoosten zit in een tussensituatie: veel fijnstof, maar voldoende groene ruimten.
Het zuiden kent het beste scenario: minder fijnstof en veel groene ruimten dankzij het Zoniënwoud, het Ter Kamerenbos en de privétuinen in welgestelde wijken.
CBijna overal in Brussel overschrijden echter de concentraties fijnstof (PM2,5 µg/m³) de vastgelegde maximumwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (10 μg/m³).
Dit is geen wegenkaart, maar de weergave van de geluidsvervuiling in Brussel – die nauw samenhangt met het wegverkeer.
72% van de Brusselse bevolking ondervindt geluidsoverlast (>55 dB(A)). ‘s Nachts heeft 81% van de Brusselaars last van geluidsvervuiling (>45 dB(A)).
De vervuiling – van de atmosfeer en door geluid – is lang niet gelijkmatig verdeeld in Brussel. Onze kaarten laten zien dat vooral bepaalde wijken getroffen zijn – vaak zijn het dezelfde wijken, en vooral hun inwoners, die lijden onder de hoge vervuilingsgraad. Maar hoe overstijgen we die algemene vaststelling?
De horizontale lijnen komen overeen met onze referentie-indicatoren voor het analyseren van precariteit (V.T.-percentage), luchtvervuiling, een gebrek aan groene ruimten en lawaai.
De verticale curven geven de 724 statistische sectoren van Brussel weer.
Voor een duidelijker beeld van al die 724 sectoren hebben we enkele gemiddelden getekend. Die geven een algemene tendens aan voor de welvarende wijken, de tussenwijken en de precaire wijken.
Als we naar de V.T.-percentages kijken, zien we een enorme kloof tussen de welgestelde en de precaire wijken. Maar als we naar de decibels kijken, wordt dat verschil kleiner.
Met andere woorden: sommige wijken zijn heel bevoorrecht en andere heel precair, maar allemaal kampen ze met geluidsoverlast.
Luchtvervuiling en toegang tot groene ruimten zorgen voor meer milieuongelijkheden tussen de wijken dan geluidsvervuiling.
Conclusie: de sociale ongelijkheden verdelen Brussel méér dan de milieuongelijkheden in het algemeen, en de geluidsvervuiling in het bijzonder.
De kwetsbare wijken van het centrum en het noordwestelijke kwadrant combineren maar liefst een vierdubbele straf: precariteit, luchtvervuiling, weinig groene ruimten en veel lawaai.
In 2019 voerde de École de Santé Publique van de ULB een voor Brussel ongekende studie uit: ze becijferde het aantal overlijdens als gevolg van luchtvervuiling.
Volgens de schattingen van het onderzoeksteam was in 2015 minstens 6,46 % van alle overlijdens in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toe te schrijven aan vervuiling door fijnstof. Dat zijn 542 mensen.
Als we daar de vervuiling door stikstofdioxide (NO2) aan toevoegen, de voornaamste bron van luchtvervuiling in Brussel, komen we voor 2015 op 930 vroegtijdige overlijdens als gevolg van luchtvervuiling
«Sommige mensen zijn vatbaarder dan anderen [voor de nadelige effecten van luchtvervuiling]. Het gaat dan voornamelijk om kinderen, ouderen, mensen met chronische ziekten (luchtweg- of hartaandoeningen) en mensen die in precaire situaties leven en slechts beperkt toegang hebben tot gezondheidszorg.» — Ecole de Santé publique van de ULB, 2020
Het ULB-team nam ook de impact van de andere bronnen van milieuvervuiling op de gezondheid uitgebreid onder de loep.
Lawaai mag dan niet dodelijk zijn, het is wel schadelijk voor je slaap en geestelijke gezondheid, veroorzaakt stress en verstoort het concentratieniveau. Luchtvervuiling mag dan niet systematisch dodelijk zijn, het tast wel de luchtwegen, de stofwisseling en het hormoonstelsel aan, en veroorzaakt kanker …
De lijst met comorbide aandoeningen is lang. De kwetsbare groepen zijn bekend, en daarbij komen nog eens alle mensen die naar Brussel reizen (zonder er daarom te wonen) en die ook lijden onder de vervuiling.
De kwetsbare groepen «zouden net het meest (en het snelst) moeten profiteren van de ingrepen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van het leefmilieu», klonk het besluit van het ULB-onderzoeksteam in volksgezondheid.
Er zijn gegevens in overvloed en de problemen zijn bekend. De sociale ongelijkheden, gezondheidsongelijkheden en milieuongelijkheden blijven bestaan. Wat zijn de oplossingen?
Zijn groene ruimten de enige oplossing?
Aangezien groene ruimten alleen onvoldoende zijn om de vervuiling te compenseren, stelt Catherine Bouland voor om in de eerste plaats de bronnen van de fijnstofuitstoot aan te pakken. Thermische voertuigen vormen bijvoorbeeld de kern van het milieuprobleem in Brussel. Het wegverkeer is de voornaamste bron van geluids- en luchtvervuiling.
Stikstofdioxide (NO₂) is de voornaamste bron van luchtvervuiling in Brussel. Die is in de eerste plaats afkomstig van het wegvervoer. Dat werd uitgebreid bestudeerd tijdens de campagne Curieuzenair. Fijnstof PM2.5, de tweede bron van luchtvervuiling, is afkomstig van de verwarming van residentiële en tertiaire gebouwen (31%), gevolgd door voertuigen (26%).
De concentraties van fijnstof PM2.5 zijn sinds 1990 al sterk gedaald in Brussel (-75%), onder meer door de sluiting van verbrandingsovens en fabrieken in de stad en de verbetering van bepaalde vervuilende bronnen (auto’s, verwarming op gas). Maar op bijna het hele grondgebied blijven de concentraties nog steeds de drempelwaarden van de WHO (10 μg/m3) overschrijden.
Catherine Bouland van de ULB pleit echter vooral voor de transformatie van het Brussels Gewest door te streven naar meer milieurechtvaardigheid, om zo komaf te maken met de vicieuze cirkels van precariteit, een slechte gezondheid en vervuiling. Volgens haar moeten gezondheid, toegang tot zorg, sociale inclusie en milieubescherming centraal komen te staan in een stadsproject.
Waarom gezondheid integreren in een stadsproject?
In het voorjaar van 2022 startte een project voor stadsvernieuwing in de wijk rond het Zuidstation. De bedoeling was gezondheid centraal te stellen in de ruimtelijke ordening en de politieke keuzes. Dat project, de Health Impact Assessment, is een primeur in Brussel.
De wijk rond het Zuidstation ligt pal in de arme sikkel en is een concentratie van sociale en milieuongelijkheden.
Hoe pak je de wijk rond het Zuidstation aan?
Als deze aanpak overtuigend blijkt, zal het Health Impact Assessment (HIA) dat voor de Zuidwijk werd ontwikkeld door de gewestelijke overheid (perspective.brussels) en andere stedelijke actoren (ruimtelijke ordening en gezondheid) ook op andere plaatsen in Brussel worden toegepast.
Voor je weggaat nog een laatste vraag: heeft dit artikel jouw kijk op Brussel veranderd?